Sam (17) is een rebelse, depressieve tiener die plotseling wordt gedwongen voor zijn oma Ruth te zorgen. Zij is een voormalige oorlogsfotografe die aan een rolstoel gekluisterd is en zich – overspoeld door herinneringen – vergrijpt aan de fles. Sinds het overlijden van zijn moeder zit Sam in een neerwaartse spiraal. Als hij wordt geschorst op zijn eliteschool en thuiskomt, ontdekt hij dat zijn Britse grootmoeder bij hem thuis – op het platte land van Nieuw-Zeeland – intrekt. In tegenstelling tot Sam heeft zij een grote levenslust en enorme trek in alcohol.
Aanvankelijk botert het beslist niet tussen de twee. Maar ondanks hun moeilijke karakters én Ruths woedeuitbarstingen komen de twee langzamerhand dichter tot elkaar. Dankzijn hun nieuwe band bloeien ze allebei op en beteren ze zichzelf, tot de tijd ze inhaalt en ze de realiteit onder ogen moeten zien.