Synopsis
In 1965 publiceerde Jerzy Kosinsky zijn roman ‘De geverfde vogel’. Het gaat over een vijf jaar durende helletocht van een jochie van een jaar of tien over het Poolse platteland in WO II. De verfilming van dit boek speelt zich echter af in een niet nader genoemd Oost-Europees land en de taal is ook niet Pools. De simpele en behoudende plattelandsbevolking duldt geen vreemden en rekent daar resoluut mee af. Zo belandt het jongetje, Joska, op zijn tocht van de ene gruwel in de andere, als een geverfde vogel (een gevangen vogel die geverfd terugkomt, wordt door zijn soortgenoten dood gepikt). Hij verliest allengs zijn onschuld. Fysiek overleven in zo’n omgeving gaat niet zonder moreel en emotioneel sterven. Deze meedogenloze film, voor menig kijker te heftig, werd meervoudig onderscheiden op festivals. Ook de cameraman Smutný, verantwoordelijk voor de prachtige zwart-wit beelden, viel vaak in de prijzen.